Publication Onderzoek naar oxidatieve schade, antioxidantbalans, DNA-herstelgenen en apoptose als gevolg van radiofrequentie-geïnduceerde adaptieve respons bij muizen

Découvrez tous les publications

Publication - Santé

Source via Pubmed

Kucukbagriacik Y. et al.

Deze studie onderzoekt het potentieel effect van radiofrequente elektromagnetische velden (RF-EMV) op oxidatieve stress (dit is de verhoogde natuurlijke productie van reactieve zuurstofmoleculen (ROS) in de cellen wat mogelijk leidt tot de beschadiging van gezonde weefsels en cellen in het lichaam, ROS worden natuurlijk door ons lichaam gevormd als bijproduct bij andere reacties), antioxidantbalans (het evenwicht tussen de mogelijk schadelijke reactieve zuurstofmoleculen in het lichaam en de antioxidanten die je daartegen beschermen), DNA herstelgenen en apoptose (het proces van geprogrammeerde celdood). Hierbij keken ze voornamelijk naar de mogelijkheid om een zogenaamde “adaptieve respons” uit te lokken. Een adaptieve respons is een natuurlijk voorkomende fenomeen in de cellen, waarbij een voorgaande blootstelling aan een lage concentratie van een bepaalde giftige stof, de cel kan voorbereiden om een sterkere respons te hebben tegen een grotere blootstelling van een toxische stof. Dit is een soort beschermende werking van de cellen. Ook werd voorheen reeds gezien dat blootstelling aan RF-EMV een adaptieve respons kan uitlokken, waarbij voorgaande blootstelling aan RF de cel beschermde tegen schade aangericht door bv. een chemische stof. In deze studie werden 24 volwassen mannelijke muizen blootgesteld aan radiofrequente velden zoals deze voorkomen bij GSM signalen gedurende 4 uur per dag, 7 dagen lang. Een deel van de muizen ontving ook een injectie van bleomycine (BLM), een stof die DNA-schade veroorzaakt. Vervolgens werd gekeken naar de effecten van deze behandelingen op de muizen.

De muizen die waren blootgesteld aan de radiofrequente velden en BLM toonden een adaptieve respons, wat betekent dat hun cellen een soort beschermend mechanisme activeerden om zichzelf te verdedigen tegen de schade. Interessant genoeg was een toename van ROS in de muizen waargenomen, en dit speelde een belangrijke rol bij het op gang brengen van de adaptieve respons. De studie onthulde dat bepaalde genen die betrokken zijn bij DNA-herstel werden geactiveerd in reactie op de blootstelling aan RF-EMV. Dit omvatte genen zoals tumorsuppressor 53 (p53) en oxo guanine DNA-glycosylase (OGG-1), die verantwoordelijk zijn voor het herstellen van beschadigd DNA. Het lijkt erop dat de verhoogde ROS-niveaus de expressie van deze genen stimuleerden. Bovendien werden de niveaus van enkele antioxidatieve enzymen (dit zijn proteïnen die ons lichaam aanmaakt om deze verhoogde ROS-niveaus te verminderen), zoals superoxide dismutase (SOD) en catalase (CAT), verminderd in de groep met de adaptieve respons. Dit kan een teken zijn dat de adaptieve respons een complex samenspel van oxidatieve stress en genexpressie (de manier waarop erfelijk materiaal zich uitdrukt) betreft, waarbij de cellen proberen hun balans te herstellen. De meest opvallende ontdekking was dat de muizen met de adaptieve respons een lagere mate van celdood vertoonden, wat aangeeft dat hun cellen beter in staat waren om te overleven en te herstellen van de DNA-schade veroorzaakt door BLM.

Desondanks heeft deze studie een aantal beperkingen in zijn experimentele opzet. Zo werden de testen niet blind uitgevoerd, waardoor een mogelijke (onbewuste) verandering kan worden teweeg gebracht door de onderzoekers bij het analyseren of blootstellen van de stalen, wat dan weer een vertekening in de resultaten kan geven. De lichaamstemperatuur van de muizen werd ook niet gecontroleerd, zowel niet tijdens, voor of na de blootstelling, waardoor temperatuursafhankelijke effecten ook niet uitgesloten kunnen worden.

Dit onderzoek suggereert dat blootstelling aan radiofrequente velden een onverwachte beschermende reactie kan teweeg brengen bij muizen tegen DNA-schade. Hoewel dit resultaat interessant is, is het belangrijk om op te merken dat deze bevindingen momenteel alleen gelden voor muizen, in die experimentele omstandigheden, en dat verdere studies nodig zijn om te begrijpen hoe dit fenomeen zich in mensen kan vertalen.