Zeven mannelijke honden werden blootgesteld aan de straling van mobiele telefoons (1962-1966 MHz; theoretische stralingswaarde 0,96 W/kg) gedurende 2 uur/dag (120 oproepen van 1 minuut), 5 dagen/week, voor een periode van 10 weken. De blootstelling bestond uit twee mobiele telefoons die op de borst van elke hond werden geplaatst (één mobiele telefoon voor elke kant van de borst). Elektrocardiogrammen (ECG), bloeddruk (BP), echocardiografie, cardiaal troponine I (cTnI, een eiwit dat aanwezig is in het hart en dat er voor zorgt dat de hartspier kan samentrekken, bij beschadiging van het hart komt dit in het bloed terecht), bloedbeeld, lichaamsoppervlaktetemperatuur, en spermakwaliteit werden geëvalueerd bij het begin van de studie (beschouwd als basislijn, BL), en op verschillende tijdstippen (na verscheidene weken van 2 tot 10 weken) tijdens de blootstelling.
De resultaten toonden aan dat de meeste HSV-parameters niet significant verschilden tussen de verschillende blootstellingsperiodes. De intervallen van de ECG in week 5 waren verlengd, vergeleken met de BL-waarden (p = 0,001 en p = 0,003, respectievelijk), maar deze lagen binnen de normale grenzen. De resultaten van de echocardiografie, de bloeddruk, de cTnI-concentraties, de lichaamstemperatuur en de spermakwaliteit verschilden niet. Op basis hiervan concluderen de auteurs dat in hun studie geen aanwijzingen werden gevonden voor een nadelig effect van blootstelling aan mobiele telefoons op de HSV, de hartfunctie, de bloedprofielen, de lichaamsoppervlaktetemperatuur of de spermakwaliteit bij gezonde honden, bij blootstelling gedurende 10 weken.
Deze studie heeft een aantal beperkingen in haar experimenteel opzet, zoals het ontbreken van blind uitgevoerde testen. Dit houdt in dat de onderzoeker weet dat de honden zijn blootgesteld, waardoor een onvrijwillige vooringenomenheid een invloed kan hebben op de uitkomst van het experiment. Het gebruik van mobiele telefoons als blootstellingssystemen is ook niet geschikt omdat de blootstelling niet wordt gekwantificeerd, wat betekent dat we niet weten aan welke stralingsintensiteit de honden daadwerkelijk werden blootgesteld. Een andere beperking die ook door de auteurs zelf wordt aangegeven, was dat er geen schijnblootstelling gebruikt is, waardoor er geen controlegroep om de resultaten mee te vergelijken. De auteurs baseerden zich enkel op waarden bij BL. Het vergelijken van meetwaarden na verschillende blootstellingsperioden met deze gemeten bij BL kan leiden tot vertekening, aangezien de auteurs geen indicatie hebben van de eventuele verschillen in blootstelling bij de honden voor het begin van het experiment.